Bestel direct

De Geschiedenis van de Vakantie

Inleiding

Vakanties vormen de basis van onze beste verhalen. Op die schaarse momenten kunnen we ons bevrijden van onze dagelijkse sleur en hebben we de vrijheid om ons te richten op nieuwe ervaringen en vooral op onszelf.

De beste vakanties die we nooit zullen vergeten, zijn de vakanties waarin we die ervaringen zelf creëren. Misschien reizen we alleen of met dierbaren, maar het belangrijkste is dat we invloed hebben op de ervaring die we creëren.

Maar waar kwam het idee om op vakantie te gaan eigenlijk vandaan? Was het een geniale inval of wilde de bedenker gewoon dolgraag overal behalve hier zijn?

Zoals bij elk goed verhaal, moeten we daarvoor helemaal terug naar het begin. Het startpunt in ons geval zijn de oude Romeinen die, als ze niet bezig waren de wereld te veroveren, er bekend om stonden dat ze graag plezier maakten. We weten allemaal dat ze van gladiatorengevechten hielden en aten tot ze misselijk waren, maar kenden ze ook het begrip vakantie zoals wij dat kennen?

Vervolgens onderzoeken we hoe de vakantie zich in de afgelopen tweeduizend jaar heeft ontwikkeld. Daarbij zullen we de feiten van fictie onderscheiden en ons verplaatsen in de avontuurlijke reizigers. Tot slot wrijven we over onze kristallen bol om te kijken wat de toekomst wellicht in petto heeft.

Over de wereld zwerven

Als je een reiziger uit het oude Rome naar de 21e eeuw van Europa zou verhuizen, zou het leven er voor hem totaal anders uitzien. Hij zou verbijsterd zijn over onze technologie, evenals over de verschillende landen en levenswijzen.

Maar hij zou zich getroost weten door het feit dat de vakantie – waarvoor hij het pionierswerk verrichte – nog steeds bestaat. De Romeinen waren de eerste beschaving die zich uitleefden in wat we nu beschouwen als ‘reizen om het plezier’. Met dit verschil dat ze niet zoals wij slechts één of twee weken op vakantie konden gaan: ze gingen maar liefst twee jaar lang de hort op!

Tony Perrottet – auteur, historicus en reiziger – verklaarde dat de Romeinen het eerste volk waren dat op reis ging omdat er voor buitenlandse vakanties een tijd van vrede en welvaart nodig was. Het Romeinse rijk was de eerste beschaving die zo’n periode meemaakte en de infrastructuur aanlegde aan die het mogelijk maakte om op vakantie te gaan.

Het werk dat door het leger en de zeevloot werd gedaan om de grenzen en het transport te beveiligen tegen bandietenbendes, naast de alsmaar uitdijende grenzen van het keizerrijk, bood burgers de vrijheid om te reizen zonder ooit het rechtsgebied van Rome te verlaten. Dit leidde tot de opkomst van herbergen, restaurants en reisleiders: alles wat een reiziger in spe nodig had om te genieten van zijn trips.

De Romeinen hadden zelfs reisboeken, waarbij de Beschrijving van Griekenland van Pausanias de toon zette voor hoe een reisgids eruit zou kunnen zien. Het is een klassieker in zijn soort die op veel vlakken inzicht bood: van de geografie van Griekenland en religieuze kunst en architectuur tot uitgebreide informatie over oude rituelen.

Maar het bestond uit tien delen, en zonder de Kindle was het eerder iets voor op de boekenplank dan een boek om in het Forum even doorheen te bladeren terwijl je je dag plande. Tenzij je natuurlijk een paar bedienden had die de verschillende boekdelen voor je meezeulden.

Door de duisternis

Met de val van het Romeinse rijk en de opkomst van de donkere middeleeuwen, nam de vakantie zelf even verlof. Gedurende het grootste deel van de middeleeuwen reisde men om slechts twee redenen: om nieuw land te zoeken met als doel het op te eisen of om het grondbezit van je vijanden te plunderen.

Als we aan de donkere middeleeuwen denken, duikt meestal meteen het beeld van plunderende Noormannen op – iets wat mensen niet bepaald inspireerde om hun eigen huis te verlaten.

Vanwege de voortdurende gevechtsdreiging en de onveilige reisroutes reisden de meeste Europeanen niet verder dan het naburige dorp om een bruiloft of feestdag te vieren.

De uitzondering (er bestaat altijd een uitzondering) betrof mensen die een religieuze roeping voelden om op pelgrimstocht te gaan. Daarover werd ook veel verhaald in de literatuur. Zo gaat het bekende De reis van Sint Brandaan over een Ierse abt die van zijn geloof valt. Hij verbrandt de bijbel, omdat hij niet gelooft in de wonderen die in het boek van God beschreven staan. Als straf voor zijn daad van ongeloof draagt een engel Brandaan op om op reis te gaan om alle wonderen waarin hij niet gelooft met eigen ogen te aanschouwen.

Het zuiden van Italië fungeerde als een brug tussen de twee zuilen van het Christelijke Europa: Rome en Jeruzalem. Hier trof men een heel netwerk van herbergen, handelaren en kloosters aan die een pelgrim alle ondersteuning boden die hij zich maar kon wensen. De meer ambitieuze reizigers konden op hun pelgrimstocht het merendeel van Europa bezoeken, zoals geïllustreerd wordt in het meesterwerk van Matthew Paris uit de 13e eeuw: Map Of The Itinerary From London To Jerusalem.


“Waarheen een persoon ook reist in de gebieden van de Grootkan [Koeblai Khan], hij zal overal papieren valuta vinden waarmee hij alle verkoop en aankoop van goederen kan verrichten alsof het munten van puur goud waren” – Marco Polo, De reizen van Marco Polo


Als je er niets voor voelde om als pelgrim te leven maar wel wilde reizen, kon je je het beste aansluiten bij een handelaarskonvooi. Marco Polo vergaarde roem met zijn epische, 24 jaar durende reis die hij vastlegde in De reizen van Marco Polo. Zijn verhalen vinden we in deze tijd opmerkelijk, maar voor zijn tijdgenoten was de beschrijving van hoe mensen door heel China papier als valuta gebruikten vooral choquerend. Het grootste deel van Europa gebruikte munten die uit metaal tot geld werden geslagen; papiergeld kende men helemaal niet.

Wat opvalt aan al deze verschillende reizen, is dat mensen er heel lang over deden. Zonder toegang tot geavanceerder vervoer dan paard of boot was een buitenlandse trip een tijdrovende onderneming. En, zoals voor de meeste luxe in deze periode geldt, was reizen om het plezier beperkt tot een kleine minderheid: mensen die rijk genoeg waren om niet te hoeven werken en die geen belangrijke verantwoordelijkheden hadden in hun geboortestad.

Als je tot deze geluksvogels behoorde, ging er een hele nieuwe wereld voor je open tijdens een middeleeuwse reis. Zo niet, dan kwam je vast niet verder dan je nabije omgeving om een heiligendag of de bruiloft van een familielid te vieren.

Op ontdekkingsreis

In de late Middeleeuwen ontstond een uitgebreid netwerk van waterwegen en met de bloei van de scheepvaart bleef de reis over water niet beperkt tot het eigen land. We zijn van oudsher een reislustig volk en veel Nederlanders zochten in de 16e eeuw middels overzeese ontdekkingsreizen graag het avontuur op.

Jan Huygen van Linschoten (1563-1611) was nog maar net 16 toen hij besloot dat het tijd werd om het ouderlijk nest in Enkhuizen te verlaten. Reizen wilde hij, de wereldzeeën bevaren, nieuwe gebieden ontdekken. Hij reisde naar Portugal en Azië, en groeide uit tot een koopman en ontdekkingsreiziger van formaat. Zijn reiservaringen legde Huygen van Linschoten vast in Itinerario. Voyage ofte Schipvaert van Jan Huygen van Linschoten naer Oost ofte Portugaels Indien. Met dit boek legde hij voor Nederland de zeeweg naar Azië open. Het zou nog tientallen jaren dienen als de belangrijkste bron van informatie over de Aziatische handel.

Het bevaren van onbekende zeeën ging echter zeker niet zonder slag of stoot, zo bewees de heroïsche ontdekkingsreiziger Willem Barentsz. De stuurman en zijn bemanning waren in 1596 met een zeilschip uit Amsterdam vertrokken voor hun zoektocht naar de noordelijke doorvaart naar Azië. Na twee mislukte expedities kwam Barentz tijdens de derde bij de Noordpool vast te zitten in het pakijs bij Nova Zembla. Het was duidelijk dat ze die winter daar niet meer vandaan zouden komen.

De zeelieden besloten een hut te bouwen om in te overwinteren en die tot het Behouden Huis te dopen. Voor de bouw en verwarming gebruikten de zeemannen boomresten die via de grote rivieren in Rusland en de zee door de stroming op Nova Zembla aanspoelden. Hiermee werden de wanden gebouwd; de rest van het huis bestond uit planken die van het schip kwamen. Een ton zonder bodem diende als schoorsteen.

Half mei werd begonnen met de voorbereidingen voor de terugreis. Hiervoor werden twee boten getimmerd, maar het werk vlotte uiterst moeizaam. De mannen waren erg verzwakt, sommigen vertoonden tekenen van scheurbuik. Willem Barentsz overleed een week na het vertrek van Nova Zembla. Gerrit de Veer, één van zijn 17 bemanningsleden, overleefde de terugtocht wel. Aan hem hebben we het reisjournaal te danken dat van Willem Barentsz een nationale held zou maken.

De zeelieden besloten een hut te bouwen om in te overwinteren en die tot het Behouden Huis te dopen. Voor de bouw en verwarming gebruikten de zeemannen boomresten die via de grote rivieren in Rusland en de zee door de stroming op Nova Zembla aanspoelden. Hiermee werden de wanden gebouwd; de rest van het huis bestond uit planken die van het schip kwamen. Een ton zonder bodem diende als schoorsteen.

Half mei werd begonnen met de voorbereidingen voor de terugreis. Hiervoor werden twee boten getimmerd, maar het werk vlotte uiterst moeizaam. De mannen waren erg verzwakt, sommigen vertoonden tekenen van scheurbuik. Willem Barentsz overleed een week na het vertrek van Nova Zembla. Gerrit de Veer, één van zijn 17 bemanningsleden, overleefde de terugtocht wel. Aan hem hebben we het reisjournaal te danken dat van Willem Barentsz een nationale held zou maken.

Het leven aan boord

Met de oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en West-Indische Compagnie (WIC) maakte de handel een flinke groei door in de 17e eeuw. Een schip had gemiddeld 350 personen aan boord; naast de scheepsbemanning voeren ook passagiers mee. Dit waren meestal ambtenaren in dienst van de VOC plus handelaren en handwerkslieden die in Indië hun geluk wilden beproeven. Vaak ging de hele familie mee aan boord, inclusief bedienden. Ook echtgenotes of zusters van hoge officieren reisden mee om in Oost-Indië een huishouden te leiden of een huwelijk te sluiten met de daar aanwezige Hollandse elite. Er zijn bovendien verhalen bekend van vrouwen die zich als man verkleedden en zo aanmonsterden op schepen.

Een schip dat vanuit Nederland uitvoer voor een reis naar bijvoorbeeld Indonesië had voor negen maanden voedsel bij zich. Het scheepsvolk at in groepen van zes of zeven man gezamenlijk uit één bak. Op het menu stond gekookte gort met pruimen als ontbijt, grauwe erwten met gepekeld vlees, stokvis of spek in botersaus voor de lunch en 's avonds de kliekjes. Voor de hoge heren (en dames) zagen de maaltijden er heel anders uit. Zij kregen vers vlees van slachtvee, dat in kooien aan boord was gebracht, en verse groente uit de verplaatsbare tuintjes in kisten. Bovendien genoten de passagiers en officieren aan de eettafel iets meer luxe: zo waren er tafelkleden, tafellakens, servetten, handdoeken en droogdoeken.

De kombuis, het domein van de kok, bevond zich op het tussendek in een kleine brandvrije ruimte. Hier werd het voedsel op vuur gekookt, maar er waren ook dagen bij waarop geen warm eten werd geserveerd. Dit was het geval wanneer de deining zo hoog was dat het niet mogelijk was de grote ketels op het vuur te houden.

Het goedhouden van de meegebrachte drank was vaak nog lastiger dan het conserveren van het ingeslagen voedsel. De eerste weken van de reis was er nog niets aan de hand, er kon nog voldoende bier worden gedronken. Voor elk bemanningslid was er twee liter per dag, maar het scheepsbier was beperkt houdbaar: binnen drie maanden moest het bier op. Daarna had de scheepsbemanning maar één alternatief: water. De voorraad bestond uit 400 liter per persoon, inclusief het water dat nodig was voor het bereiden van de maaltijd. Het water bedierf echter vaak en verspreidde zo een enorme stank aan boord. Er zat dus niets anders op dan het overboord te kieperen. Maar de vindingrijke 17e-eeuwse scheepskok had er wel iets op gevonden om het weer drinkbaar te maken: hij stak een roodgloeiende ijzerstaaf in het water en voegde een scheut limoensap toe.

Het klassenverschil was duidelijk zichtbaar op de schepen. Achter de mast woonden de passagiers en officieren in kleine maar zeer comfortabele hutten voorzien van een tafel met stoelen, een bed, een kast en soms zelfs een bank. Vóór de mast was het leven totaal anders. Hier verbleven onder anderen de matrozen en soldaten. Ze leefden op het overloopdek tussen plunjekisten, kanonnen en handelsgoederen. Vanwege het lage plafond moesten ze zich voorovergebogen door het ruim bewegen. Terwijl de edellieden lekker op matrassen sliepen, moesten zij zich behelpen met een strozak of een hangmat.

De werkzaamheden aan boord verliepen dag en nacht volgens ijzeren regelmaat. De bemanning werd ingedeeld in drie wachten. Iedere groep had vier uur dienst - wachtlopen, bedienen van de zeilen, reparatie, schoonmaken - en daarna acht uur vrij. Dan konden ze een beetje luieren, wat muziek maken en wat dollen met hun maten. Toch was het leven aan boord gedurende de maandenlange reis bepaald niet losbandig. Integendeel: behalve ijzeren regelmaat, heerste er ook ijzeren tucht. Wie de regels overtrad werd gestraft. Iemand die bijvoorbeeld zijn mes trok om een mede-bemanningslid te verwonden, werd met een mes door zijn hand aan de mast genageld.

De drang naar avontuur bracht dus grote risico’s, maar ook veel beloningen met zich mee – zowel voor de zeelieden als voor ons. Wie kan zich een leven zonder rijst of chocola voorstellen? Beide producten vinden we nu heel normaal, maar we hebben ze te danken aan de ontdekkingsreizigers.

Op volle stoom vooruit

In de 18e eeuw bliezen kunstenaars en aristocraten de Romeinse traditie van een Grand Tour door Europa nieuw leven in. Mary Shelley schreef in deze periode haar beroemde roman Frankenstein. Er wordt gedacht dat het verhaal is geïnspireerd op haar ervaringen in Duitsland en Zwitserland.

Ondanks dat er 1500 jaar verstreken waren, was het nu moeilijker om te reizen. De oude Romeinse wegen waren weggevaagd, waardoor het land lastiger te navigeren werd en gevaarlijker om te bereizen. De enkele bevoorrechte edellieden die een grand tour maakten, reisden van familie naar kennissen in hun zoektocht naar verblijfplaatsen.

Dit netwerk van kennissen was ook belangrijk om vreemde valuta in handen te krijgen. Volgens Tony Perrottet gebeurde dit op twee manieren. De eerste en makkelijkste manier was om je eigen geldkistje mee te nemen, maar dat was riskant en je kwam er niet heel ver mee. De tweede en meer praktische manier bestond uit introductiebrieven. Reizigers in de Renaissance namen deze brieven mee naar de plaatselijke consulaten waar zij buitenlandse valuta ontvingen op voorwaarde dat zij hiervoor in het thuisland betaalden in hun eigen valuta. Introductiebrieven waren een bittere noodzaak voor reizigers – als je die niet had, was je aangewezen op de welwillendheid van anderen en het geld dat je op zak had.


Op de plaats van het huidige Kurhaus opende Jacob Pronk in 1818 het eerste badhuis aan zee. Het bestond uit een wachtkamer en vier badkamers voorzien van een bad met een kraan voor warm en een voor koud zeewater.


In Nederland werd door de opkomst van de Industriële Revolutie in 1839 de eerste stoomtrein in gebruik genomen. Deze reed tussen Amsterdam en Haarlem en algauw werd het spoorwegennet uitgebreid naar andere steden. Iets later, in 1879, zag de stoomtram het levenslicht met een tramverbinding tussen Den Haag en Scheveningen.

In het begin van 19e eeuw begon Scheveningen zich te ontwikkelen tot trekpleister voor rijke burgers. Een verblijf aan zee zou namelijk een geneeskrachtige werking hebben op de mens. Koning Willem I omarmde deze trend en bouwde voor zijn vrouw Wilhelmina Hohenzollern, die aan slapeloosheid leed, op een van de duinen een paviljoen, of om met de woorden van geschiedschrijver J.C. Vermaas te spreken: ‘een onooglijke houten stal’.

Op de plaats van het huidige Kurhaus opende Jacob Pronk in 1818 het eerste badhuis aan zee. Het bestond uit een wachtkamer en vier badkamers voorzien van een bad met een kraan voor warm en een voor koud zeewater. Dat water werd met paard en wagen uit zee gehaald en opgeslagen in reservoirs. Pronks bedrijfje werd een succes: in het eerste jaar kwamen er 1400 baders, in het tweede 1900.

Badgasten werden met een badkoets de branding in gereden, opdat zij decent, aan de achterzijde van de koets, de zee in konden stappen. De grote koets kostte een gulden per bad, de kleine zestig cent. Daarvoor werden de baders ook een handje geholpen door een badman bij het uitstappen. Pottenkijkers waren uiteraard niet welkom; de gemeente bepaalde dat mensen die zonder koets wilden baden `zich daartoe zullen moeten begeven aan de linkerzijde van het Dorp voorbij de vuurtoren'. Op een overtreding stond drie dagen gevangenisstraf.

Pronks badhuis werd later omgebouwd tot Stedelijk Badhuis dat vanaf toen ook als hotel dienst deed. Een paar jaar daarna maakte dit plaats voor het Kurhaus in de stijl van de Italiaanse Renaissance. Toen werd ook de eerste pier aangelegd, Wandelhoofd Wilhelmina genaamd.

Pas vanaf de jaren 50, toen arbeiders gebruik konden maken van ‘betaald verlof’, kwam de arbeiders- en middenklasse in de zomer ook naar de badplaats. Tot op heden is Scheveningen een populaire bestemming voor mensen die een zonnige vrije dag willen besteden op het strand.

De wereld over

Voor de rijken waren vakanties echter niet beperkt tot de Nederlandse kust. Met de stoomboot konden reizigers andere continenten bezoeken en nieuwe landen ontdekken.

Op foto’s uit die tijd zie je welgestelde toeristen de piramides in Caïro beklimmen (toen dat nog mocht), op zebra’s rijden en poseren met inheemse Afrikaanse stammen. Voor degenen die naar het buitenland afreisden, werden er reisgidsen gepubliceerd met bruikbare tips voor het verkennen van onbekende landen en culturen. In het reisboek van L.C Davidson geeft de vrouwelijke auteur advies aan dames die op reis gaan, zoals wat betreft fooi geven en theedrinken in het buitenland en het kiezen van de beste plek voor een ligstoel op een cruiseschip.

De populairste buitenlandse vakantiebestemmingen tijdens deze periode waren onder meer Niagara Falls, Cairo, Oslo, Shanghai en Parijs. Buitenlandse hotels verwelkomden toeristen en reisbureaus ontwikkelden systemen waarmee toeristen met hotelbonnen konden betalen.

Banken met filialen in het buitenland konden een eenvoudige dienst bieden betreffende het omwisselen van valuta. Mensen betaalden de bank in hun eigen valuta en kregen een kredietbrief die beloofde dat de ontvanger in ruil daarvoor de waarde van die valuta zou krijgen. Deze brieven konden geïnd worden in de valuta op plaats van bestemming.

Dit concept ontwikkelde zich uiteindelijk tot de traveller cheque, iets waar de meeste mensen vandaag de dag nog bekend mee zijn.

Het was een hele opgave om alleen al andere landen binnen te komen. Er was geen paspoortcontrole en het was ontzettend lastig om de grenzen over te steken. Reizigers werden regelmatig gefouilleerd en hun bagage onderzocht; ze moesten een hoge belasting betalen op de import van luxeartikelen als tabak. Er werd heel wat afgesmokkeld om deze goederen de grens over te krijgen en veel reizigers kochten douaniers om.

De industriële revolutie zorgde voor nieuwe vervoermiddelen: de Oriënt-Express bracht mensen naar Eurazië terwijl de stoomboot de massa in staat stelde om overzeese reizen te maken. Natuurlijk duurden deze trips heel wat langer dan onze huidige vliegreizen: je moest het tien dagen op een stoomboot weten uit te houden om van Rotterdam naar New York te reizen.

Maar zulke reizen spraken tot de verbeelding en de lancering van een nieuw schip was voorpaginanieuws. Tegenwoordig zien we de Titanic als een ramp, maar de oorspronkelijke lancering werd begroet met optimisme. Zo’n vervoermiddel was het toonbeeld van de menselijke vooruitgang.

In 1903 zou het pionierswerk van de gebroeders Wright op het gebied van de luchtvaart de weg vrijmaken voor een doorbraak die de wereldwijde reiservaring voor altijd zou veranderen.

Begin jaren twintig kwamen ondernemers als Henry Ford in opkomst die hogere salarissen boden waardoor meer mensen konden gaan reizen voor hun plezier.

Dankzij de massaproductie werden auto’s betaalbaarder gemaakt zodat niet alleen de allerrijksten ze zich konden veroorloven. Het automobiel werd algauw het populairste vervoermiddel voor vakantiegangers; het was goedkoop en bood meer vrijheid dan stoomtreinen.

Maar voor de meesten waren treinen en boten nog altijd het gebruikelijke vervoermiddel en steeds meer mensen begonnen de meer exotische vreemde landen te ontdekken. De zongebruinde huid werd een benijdenswaardig statussymbool.

Tegen het einde van de jaren twintig gingen de ontwikkelingen in de luchtvaart in hoog tempo vooruit. Hoewel vliegtuigen op dat moment vooral werden gebruikt voor de bezorging van de post, begon men zich het gemak en de snelheid voor te stellen van vakantiereizen door de lucht.

In 1928 waren er 20 passagiers en 43 bemanningsleden aan boord van een Duits luchtschip genaamd Graf Zeppelin tijdens de eerste commerciële vlucht ooit. In september in het daaropvolgende jaar begon de Graf Zeppelin aan zijn eerste reis om de wereld.

De lucht in

De vakantie beleefde een echte doorbraak in de twintigste eeuw. In de loop van de jaren vijftig werd kamperen razend populair. Tenten werden steeds comfortabeler en relatief goedkoper, zeker toen de grote warenhuizen begonnen met een eigen kampeerafdeling. De ANWB organiseerde zelfs kampeercursussen. Wie voor het kampeerexamen slaagde, mocht zich de trotse bezitter van het kampeerpaspoort noemen en op plekken staan waar de ‘gewone’ kampeerkaarthouder niet was toegelaten. Later deed de caravan haar intrede, waarmee veel mensen zowel in het binnen- als buitenland op vakantie gingen.

In Nederland kwam het massatoerisme pas in de jaren zeventig echt goed op gang. Eerst, tussen 1970 en 1973, gingen de pioniers op pad, zo beschrijft toerismedeskundige Ton van Egmond in zijn boek Het verschijnsel toerisme. Na de avonturiers kwamen de volgers en toen duurde het niet lang meer of de thuisblijvers werden met meewarige blik gadegeslagen.

Met de all-in vliegvakanties werd het voor iedereen makkelijker om verder op vakantie te gaan dan alleen in het eigen land of bijvoorbeeld België of Duitsland. Het was nieuw, spannend en bovenal goedkoop!

In Nederland begon Neckermann in 1963 met de verkoop van georganiseerde en betaalbare vliegvakanties, die in een bijlage van zes pagina’s werden gepubliceerd. Deze bijlage werd meegestuurd bij de postordercatalogus. Zo kon je naar Corsica, Palma, Sardinië en natuurlijk de Costa Brava. Wie wilde nou niet genieten van de zon, wijn voor een kwartje per fles en stevige vleesmaaltijden in het warme Middellandse Zeegebied?

Wat begon als reisjes naar idyllische vissersdorpen met een paar hotelletjes en bars veranderde al snel in een complete industrie. Er verrezen volledig nieuwe steden op het Spaanse vasteland, compleet met wolkenkrabbers, zwembaden, tennisbanen en een eindeloze hoeveelheid bars en nachtclubs.

In 1972 was Spanje de favoriete vakantiebestemming van de Nederlanders in het buitenland en het eens prachtige Benidorm werd nu het ‘Manhattan van Spanje’ genoemd, met het grootste aantal wolkenkrabbers per inwoner ter wereld.

In de tien jaar daarna werden deze georganiseerde vakanties steeds vaker geboekt door specifieke groepen: van jonge stellen en gezinnen tot de feestvierders van 18-30 jaar oud.

Maar goedkope vliegmaatschappijen als Easyjet en Ryanair en online reiswebsites als Expedia merkten eind jaren 90 ineens dat klanten hun eigen vakanties begonnen samen te stellen.


In 1972 was Spanje de favoriete vakantiebestemming van de Nederlanders in het buitenland en het eens prachtige Benidorm werd nu het ‘Manhattan van Spanje’ genoemd, met het grootste aantal wolkenkrabbers per inwoner ter wereld.


Reizigers werden onafhankelijker en wilden niet langer het stramien van een georganiseerde reis volgen met de al te zongebruinde en vrolijke reisleiders en saaie excursies.

Ze wilden nieuwe ervaringen opdoen en onbekende plaatsen bezoeken. Van een bezoek aan orang-oetans in Indonesië en varen met een vissersboot naar de Gili-eilanden tot paardrijden in Argentinië om vervolgens naar Brazilië te reizen via de Watervallen van de Iguaçu: mensen over de hele wereld wilden op eigen houtje op verkenning.

We zijn tegenwoordig niet alleen geïnteresseerd in het plannen van onze eigen vakantie. In de afgelopen tien jaar hebben we een enorme groei aan reisprogramma’s op tv gezien. Denk bijvoorbeeld aan Langs de oevers van de Yangtze met Ruben Terlou, Floortje Naar Het Einde Van De Wereld met Floortje Dessing, Nederland Vertrekt, Erica op Reis met Erica Terpstra, Ik Vertrek en Wie is de Mol? Of je nu naar Netflix, Amazon Prime of de gewone kabeltv kijkt, er is altijd wel een reisprogramma om iedereen te informeren, inspireren en te vermaken.

Onze drang naar avontuur en unieke ervaringen lijkt niet af te nemen: ook nieuwe generaties krijgen de reiskriebels. Elk jaar gaat er weer een nieuwe groep afgestudeerden na hun studie backpacken; ze sluiten zich aan bij de eind-twintigers die hun carrière onderbreken voor een sabbatical, bij de pasgetrouwden die nog één keer het avontuur willen proeven voor ze een gezin gaan stichten en bij de ouders van wie de kinderen de deur uit zijn en die drie maanden doorbrengen in een ashram in Noord-India. Onze zoektocht naar het ultieme avontuur, op welke leeftijd of in welke situatie ook, zet zich voort.

Geen goudsmid meer nodig

In de jaren zeventig vond een groei plaats van aanbieders van geldwisseldiensten die geen bank waren. Dit maakte het voor consumenten makkelijker om aan vreemde valuta te komen als ze naar het buitenland gingen. Van de hoofdstraat langs alle zeehavens en veerponten tot uiteindelijk op het vliegveld zelf: tegen het midden van de jaren tachtig was het wisselkantoor niet meer weg te denken uit de vakantie-industrie. We hebben een lange weg afgelegd sinds de plaatselijke zilver- of goudsmid!

GWK werd in 1927 in het treinstation in Zevenaar door de heer H.W.Th Evers opgericht onder de naam De Grenswisselkantoren/GWK. Zevenaar werd gekozen vanwege de grensovergang met Duitsland. GWK is eigendom geweest van de Nederlandse Spoorwegen, MeesPierson en Fortis, alvorens in 2014 Travelex GWK overnam en de naam veranderde in GWK Travelex. Sinds dat eerste kantoor zijn we in negentig jaar uitgegroeid tot 1400 kantoren in 29 landen.


De vakantie van morgen

Vakanties spreken tot onze verbeelding en het is onze grote obsessie om nieuwe ervaringen voor onszelf te creëren. Dat ligt in onze aard. Ons verleden werd gevormd door pioniers; we ontdekten nieuwe grenzen en waren benieuwd naar wat er om de hoek lag. Daarom vragen we ons in 2016 af hoe vakanties er in de toekomst uit zullen zien.

Het onbekende stimuleert ons om nieuwe vergezichten te verkennen, om te zien wat er aan de andere kant van de bergkam ligt en ons buiten de grenzen van onze planeet te wagen. Dat doen we niet omdat we ontevreden zijn met wat we tegenwoordig kunnen. We doen dat omdat het in onze aard ligt om te blijven ontdekken en ons af te vragen wat er hierna volgt. En voor het reizen is dat natuurlijk de ruimte.

De ruimtevaart heeft ons altijd al gefascineerd. We dromen ervan om naar de maan en verder te gaan. Maar voor het eerst in de menselijke geschiedenis zien we nu serieuze pogingen om ook echt koloniën in de ruimte te creëren. Die inspanning wordt gedaan door Elon Musk met zijn project Space X. Musk stelt zich ten doel om de mensheid te helpen een duurzame leefomgeving op Mars te creëren, maar hij betwijfelt of hij dat nog mee zal maken in zijn leven.

Voor onze kleinkinderen en hun kinderen is het vooruitzicht van een vakantie op Mars echter een reële mogelijkheid. Het spreekt zelfs enorm tot onze verbeelding: velen verwachtten dat vakanties in de ruimte heel gewoon zullen zijn in 2116.


Elon Musk stelt zich ten doel om de mensheid te helpen een duurzame leefomgeving op Mars te creëren, maar hij betwijfelt of hij dat nog mee zal maken in zijn leven.


Ondertussen wordt het nu mogelijk om een korte ruimtereis te maken, al moet je daarvoor wel goed in de slappe was zitten. Maar, zoals we in ons diepgaand onderzoek naar de geschiedenis van de vakantie hebben gezien: wat begint als een luxe voor de rijken wordt op een dag bijna altijd ook mogelijk voor de rest. Er hebben zich al 700 mensen aangemeld om de ruimte in te vliegen met Virgin Galactic en er zullen vast velen volgen.

Wat heeft de vakantie de komende tien tot vijftien jaar in petto voor degenen die niet zo lang kunnen wachten? We zullen waarschijnlijk verbeteringen zien in de vorm van technologie; volgens een bericht van Skyscanner zullen we in 2024 niet langer menselijk contact hebben bij aankomst in een hotel. In plaats daarvan zullen onze hotelkamers volledig digitaal zijn; zelfs onze kussens zouden elektronische functies hebben om ons ’s ochtends te wekken.

De zeebodem zal ook toegankelijk worden als reislocatie. Er valt daarbeneden zo veel te zien en te beleven, dat sommigen zich afvragen waarom we zo nodig naar de ruimte moeten. Waarom zou je de duisternis in gaan terwijl je de wonderen van de diepe zeeën kunt bekijken?

We kunnen onmogelijk naar de vakantie van de toekomst kijken zonder rekening te houden met de impact van klantvriendelijke virtual reality-apparaten.

Wie zou zijn villa in Tenerife, joert in New Forest of cruiseschip in de Caraïben nou niet willen bekijken voordat je een aanbetaling doet?

En door de laatste reviews in de virtuele ervaring te integreren, kun je elk aspect van bijvoorbeeld een cruiseschip bekijken. Zo krijg je niet alleen een beeld van de magnifieke eetzaal, maar weet je ook of de service neigt naar Raymond Blanc or Basil Fawlty.

Marriott-hotels bieden hun gasten nu al virtual reality-diensten aan en steeds meer ketens zullen in hun voetsporen volgen. Tools als de Oculus Rift zorgen dat iedereen gebruik kan maken van virtual reality in plaats van alleen de IT-geeks.

Misschien zullen we nooit terug kunnen reizen in de tijd, maar via onze toekomstige trips zullen we de ontdekkingsgeest ervaren die de reislust van onze voorouders aanwakkerde.

Of we nu nieuwe diepten zullen verkennen of gaan schaatsen op Mars, de vakantie zal altijd tot onze verbeelding blijven spreken. We blijven de grenzen van onze eigen ervaringen verleggen in ons streven naar de perfecte momenten die we ons een leven lang zullen heugen.